De Financiële Staat van het Onderwijs
De Financiële Staat van het Onderwijs
De meeste scholen en onderwijsinstellingen zijn financieel gezond. Wel houden de onderwijsbesturen gezamenlijk nog altijd meer over dan ze begroten en daardoor blijven hun vermogens ieder jaar oplopen. Dit heeft de inspectie vastgesteld in de Financiële Staat van het Onderwijs over 2018. Juist omdat er zoveel op het onderwijs afkomt, zo benadrukt de inspectie, moeten schoolbesturen nog beter greep gaan krijgen op hun financiële beleid.
Financiële positie gemiddeld verder versterkt
De besturen in het bekostigde onderwijs ontvingen in 2018 in totaal €32,4 miljard van de Rijksoverheid. Dit is ongeveer 12,8 procent van de totale Rijksuitgaven. Het meeste geld ging naar het primair (€10,0 miljard) en voortgezet onderwijs (€8,3 miljard); het mbo kreeg €4,7 miljard, het hbo €3,2 miljard, het wetenschappelijk onderwijs ontving €4,1 miljard en de samenwerkingsverbanden passend onderwijs kregen gezamenlijk €2,1 miljard. Uit de jaarrekeningen 2018 blijkt dat de gemiddelde onderwijsinstelling in 2018 haar financiële positie verder heeft versterkt.
Investeringen in personeel, financiële resultaten onderschat
Onderwijsbesturen doen grote investeringen. Zo viel op dat in het primair onderwijs meer medewerkers werden aangetrokken, terwijl het aantal leerlingen in de sector daalt. De jaarverslagen van de onderwijsbesturen tonen wel dat het verwachte resultaat − hoeveel er aan het einde van het boekjaar overblijft − nog structureel wordt onderschat. Net als in voorgaande jaren zijn de financiële resultaten van de instellingen gemiddeld hoger dan verwacht. Daardoor lopen de vermogens in het onderwijs op. In 2018 begrootten de onderwijsbesturen gezamenlijk €122 miljoen negatief, terwijl er uiteindelijk in totaal een positief resultaat was van €392 miljoen. Ook bij besturen groeit het besef dat zij aan de slag moeten met dat grote verschil tussen voorspelling en resultaat, aldus de inspectie.
Beter greep krijgen op de financiële ontwikkelingen
Bij de beoordeling van de jaarverslagen ziet de inspectie wel verbetering: 88 procent van de besturen heeft een meerjarenbegroting van voldoende kwaliteit. Toch lukt het maar ongeveer de helft van de onderwijsbesturen om in het jaarverslag een duidelijke verbinding te maken tussen hun begroting en hun beleidskeuzes. Goede afstemming van het financieel beleid op het strategisch onderwijsbeleid is juist van belang, omdat het onderwijs voor grote opgaven staat. Zoals behoud van kwaliteit in tijden van lerarentekorten en krimp. Goed vooruitkijken helpt een bestuur de juiste financiële keuzes te maken en de voorwaarden te creëren voor zijn inhoudelijke ambities en om meer realistische reserves aan te houden.
Kabinetsreactie
De ministers van OCW benadrukken in hun reactie op de Financiële Staat van het Onderwijs over 2018 dat het belangrijk is dat de beschikbare middelen zo veel mogelijk terechtkomen in de klas. Ze verwachten van schoolbesturen dat zij nog beter worden in het beleidsrijk begroten en dat de besturen daarbij ook van elkaar leren. De bewindslieden reageren in hun reactie aan de Tweede Kamer tevens op het rapport 'Het verhaal achter de financiële cijfers. Wijze van begroten en aanhouden van reserves in het onderwijs'. In komende edities van de Nieuwsbrief PO zal nader worden ingegaan op thema’s als verantwoording en vereenvoudiging van de bekostiging.