Forse ambities voor mbo: 4,4 miljard euro tot en met 2027

Minister Robbert Dijkgraaf presenteerde 13 oktober de inzet van het kabinet voor het mbo. Samen met studenten, scholen, gemeenten en bedrijfsleven wordt medio november hiervoor een mbo-werkagenda voor 2022 – 2027 ondertekend. Voor de minister staan in deze werkagenda drie prioriteiten centraal: het bevorderen van kansengelijkheid voor mbo-studenten, het verbeteren van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, inclusief stages, en het verbeteren van onderwijskwaliteit, onderzoek en innovatie. De minister gaat begin november in debat over zijn inzet voor het mbo.

Minister Dijkgraaf: “Het mbo is een prachtige vorm van onderwijs, door de hechte combinatie van onderwijs en bedrijfsleven uniek in de wereld. Meer dan ooit is het mbo een banenmotor: voor studenten ligt het werk voor het oprapen. Het zijn de studenten van nu die de oplossingen bedenken en maken voor de uitdagingen van morgen. Zij verdienen onze volle steun. Daarom ook deze ambities en extra geld voor het mbo, om het nóg beter te maken. Daarbij zijn goede docenten, leidinggevenden, instructeurs, ondersteuners cruciaal. We moeten er dus ook voor zorgen dat werken in het mbo aantrekkelijk is en blijft.”

Gelijkwaardigheid

Elke mbo’er heeft het recht om zijn of haar vaardigheden voluit te ontplooien en zich optimaal voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Hierbij moeten zij net als op het hbo en de universiteit de begeleiding en ruimte krijgen om hun eigen, unieke weg te vinden. Ook mbo-studenten moeten de mogelijkheid hebben om excellentieprogramma’s te volgen. Dit leidt tot excellent vakmanschap, verbreding en verdieping. “De gelijkwaardigheid van alle studenten, dus ook het mbo, staat voor mij voorop”, stelt de minister. “We moeten af van het denken in hoger en lager, alsof het één beter is dan het andere. We hebben juist alle vormen en talenten hard nodig.”

Minister Dijkgraaf doet een oproep aan bedrijven, studentenverenigingen en gemeentes dat mbo’ers ook mogen genieten van studentensport, studentenverenigingen en studentenkortingen bij bepaalde winkels en culturele voorzieningen. Ook is er aandacht voor sociale veiligheid en welzijn voor de studenten, net als voor extra begeleiding van kwetsbare studenten met als doel minder schoolverlaters. Studenten die willen doorstromen mogen geen onnodige drempels tegenkomen. Er is structureel 50 miljoen euro beschikbaar om de onderwijsprogramma’s van het vmbo, mbo en hbo naadloos op elkaar aan te sluiten. Focus ligt hierbij op tekortsectoren, zoals zorg en techniek, en opleidingen waar studenten nu veel drempels ervaren.

Goede en voldoende stageplekken

Alle studenten verdienen een veilige en succesvolle kennismaking met de arbeidsmarkt. Dit begint al tijdens de stage. Hiertoe wordt een Stagepact afgesloten waarvoor gedurende de periode van de werkagenda in totaal 30 miljoen euro beschikbaar is. Dijkgraaf wil dat het bedrijfsleven voldoende plekken met goede begeleiding beschikbaar stelt inclusief een passende stagevergoeding. Dijkgraaf vraagt niet alleen van het bedrijfsleven, maar ook van scholen om stagebegeleiding te verstevigen. Het Stagepact speelt een belangrijke rol in de kabinetsdoelstelling om stagediscriminatie uit te bannen. Het is een gezamenlijke opgave om stagediscriminatie en vooroordelen te lijf te gaan. Van belang is dat elke student op een veilige en toegankelijke manier discriminatie kan melden op iedere mbo-instelling. Ook de samenwerkingsorganisatie van mbo en bedrijfsleven (SBB) krijgt een actieve rol bij het tegengaan van stagediscriminatie.

Verbeteren aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt

Het is belangrijk op te leiden met grote kans op een baan, een zogenoemd kansrijk beroep, passend bij de interesses van een student, talenten en capaciteiten. De match tussen drijfveren en talenten van studenten en de vraag van de arbeidsmarkt kan beter. Daarom komt er structureel 33 miljoen euro extra voor loopbaanoriëntatie en begeleiding. Mbo-instellingen kijken met het bedrijfsleven naar behoeftes in de regio en het werken samen aan krachtige combinaties, zoals bijvoorbeeld zorg en techniek in Amsterdam en energie en techniek in Groningen. Hierbij is extra aandacht voor de transitieopgaven van Nederland en de combinatie van werken en leren. Sowieso is een aanbod dichtbij huis voor veel mbo-studenten van belang, ook in krimpgebieden. Het kabinet stelt hiervoor 30 miljoen euro per jaar beschikbaar voor de periode 2024 tot 2027.

Ook na diplomering moet Nederland blijven leren. Het is de bedoeling dat het mbo uitgroeit tot een cruciale opleider qua bij- en omscholing. Zo zijn er vorig studiejaar 1.600 afgestudeerden met een wo- en hbo-diploma begonnen aan een mbo-opleiding.

Onderwijskwaliteit, onderzoek en innovatie

Het kabinet trekt structureel 2 miljoen euro uit voor de basisvaardigheden Nederlands, rekenen en burgerschap, als onderdeel van het bestaande Masterplan Basisvaardigheden. De kwalificatie-eisen voor burgerschapsonderwijs worden opnieuw vastgesteld zodat er duidelijkheid komt over inhoud en kwaliteitseisen. Om te investeren in docenten en teamleren op het gebied van basisvaardigheden wordt vanaf 2023 structureel 30 miljoen euro beschikbaar gesteld.

Docenten: aandacht voor loopbaanontwikkeling, topprestaties en werkdruk

De rol van docenten voor goed opgeleide mbo’ers staat buiten kijf. Dit vraagt om aantrekkelijk werkgeverschap van onderwijsinstellingen en carrièreperspectief voor mensen die werkzaam zijn in het mbo. Hiervoor wordt een specifiek budget vastgelegd van 142 miljoen euro per jaar. Elke school maakt een concreet plan voor instroom, doorstroom, behoud personeel en werkdruk. Voor excellent docentschap komt er een Comenius-programma en er komt een Onderwijspremie voor onderwijsteams die een topprestatie leveren (zie ook elders in deze nieuwsbrief). De komende vijf jaar is hiervoor in totaal 22 miljoen euro bestemd. Onderzoek en innovatie in het mbo krijgen een boost. Voor practoren en docent-onderzoekers wordt een specifiek budget vastgelegd van 25 miljoen euro per jaar.

Samenwerking en beschikbare gelden

Samen met vertegenwoordigers van studenten, scholen, gemeenten en bedrijfsleven (zoals JOB, BVMBO, de MBO Raad, VNO-NCW, MKB-Nederland, JOB, SBB en de VNG) wordt de mbo-werkagenda opgesteld. De voortgang van de werkagenda wordt gemonitord aan de hand van meetbare indicatoren. Voor de uitvoering en monitoring van deze werkagenda is in totaal 13 miljoen euro beschikbaar.